2018-32 De toets die DNB op grond van artikel 3:112 e.v. Wft dient toe te passen, kan er niet toe leiden dat individuele werknemers zich er jegens hun werkgever niet meer op kunnen beroepen dat hun pensioenaanspraak niet zonder hun instemming en zonder toetsing aan artikel 19 PW mocht worden gewijzigd. De wijziging van de pensioenovereenkomst als gevolg van de instemming van DNB zou een onaanvaardbare doorkruising betekenen van de beschermingsgedachte die is opgenomen in artikel 19 PW. Een werkgever kan op grond van die bepaling immers alleen dan een pensioenovereenkomst wijzigen indien hij een zodanig zwaarwegend belang heeft bij wijziging van de overeenkomst dat het belang van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake.
Dat staat in een uitspraak op 17 juli 2018 van Hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2018:6545). VvAA, een verzekeraar voor zorgverleners, droeg in 2011 zijn pensioenportefeuille over aan Nationale Nederlanden (NN). Redenen: VvAA is een relatief kleine speler op de pensioenmarkt, het onderhouden van vereiste kennis, administratieve systemen en communicatie wordt steeds lastiger en leidt tot kostenverhogingen.
Zwaarwichtig belang?
Het hof oordeelt de wijziging strijdig met artikel 19 PW Een van de voorwaarden is dat de werkgever een zwaarwichtig belang bij heeft. Daarvan is in dit geval geen sprake, aldus het hof. De toestemming voor de overdracht van DNB uit 2011 – waarin onder meer is vermeld dat de overdracht van kracht wordt ten aanzien van alle betrokkenen, zij het dat een belanghebbende tegen dat besluit binnen zes weken bezwaar kan maken bij DNB – stelt dit artikel niet buiten werking, oordeelt het hof. De Wft is namelijk niet van toepassing op de rechtsrelatie tussen de pensioenuitvoerder en de deelnemer. Anders gezegd: de toestemming van DNB geeft de werkgever geen vrijbrief om de regeling eenzijdig te wijzigen.