Hof Den Bosch 8 oktober 2019 schiet ‘negatieve optie’ bij wijziging pensioenregeling af. Het hof is van oordeel dat ‘welbewuste instemming’ impliceert dat het werknemer in ieder geval duidelijk moet zijn geweest dat hij de mogelijkheid had om al dan niet in te stemmen. Werkgever heeft weliswaar het nodige gedaan om informatie te geven over de nieuwe regeling (memo’s, voorlichtingsavonden, helpdeks), maar zij heeft niet aangevoerd dat werknemer is gevraagd om in te stemmen of dat het werknemer anderszins duidelijk is geweest dat de wijziging zijn instemming behoefde en hij die dus ook kon weigeren.
Het ‘piepsysteem’ of de ‘negatieve optie’ wordt in de praktijk vaak toegepast. Ook bij hanteren van een negatieve optie is het van belang dat de werkgever zich ervan gewist dat de verklaring van de werknemer met zijn instemming (nalaten van handelen) ook daadwerkelijk wilde in te stemmen (wil) en dat de werkgever hier gerechtvaardigd op kon vertrouwen (dat wil zeggen: de werknemer heeft ‘welbewust’ ingestemd met de wijziging). In 2010 heeft de Hoge Raad in een tweetal arresten uitspraak gedaan over de negatieve optie. Samengevat kan worden gesteld dat het is toegestaan om bij een wijziging (versobering) van de pensioenovereenkomst gebruik te maken van de negatieve optie, onder de volgende voorwaarden:
- duidelijke geïndividualiseerde (bij voorkeur schriftelijke) informatie over de gevolgen van de wijziging;
- bedenktijd tot het begrijpen van de wijziging;
- bedenktijd voor het aanvaarden van de wijziging;
- mogelijkheid tot nader overleg of inwinnen van informatie;
- mogelijkheid voor de werknemer om bezwaar te maken, duidelijk aangeven hoe dit kan en biedt (indien vereist) de werknemer daartoe de faciliteiten.
Alertheid is echter van belang: het enkele stilzitten voor de werkgever leidt er niet altijd toe dat de werkgever er gerechtvaardigd op kon vertrouwen dat de werknemer met de voorgestelde wijziging heeft ingestemd.