2019-12 Het kabinet wil voor alle payroll-werknemers een ‘adequate’ pensioenregeling. Hieronder alvast de Inleiding en de Conclusie van het artikel dat volgende maand in Kluwer PensioenAdvies verschijnt.
Inleiding Het kabinet wil voor alle payroll-werknemers een ‘adequate’ pensioenregeling. Dit maakt deel uit van een breder pakket aan arbeidsmarktmaatregelen en is uitgewerkt in het wetsvoorstel Wet arbeid in balans (Wab) dat Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) op 7 november 2018 stuurde naar de Tweede Kamer. De Wab is na een intensieve behandeling op 5 februari 2019 door de Tweede Kamer aanvaard en ligt nu (op het moment van indienen van de copy voor dit artikel) ter behandeling bij de Eerste Kamer.
Het voorstel houdt in dat in de Wet allocatie arbeid door intermediairs (Waadi) artikel 8a wordt toegevoegd waarin is bepaald wanneer payroll-weknemers recht hebben op een adequate pensioenregeling en dat dat in ieder geval zo is als de payroll-werknemer deelneemt in de pensioenregeling van de inlener. Is dat laatste niet het geval dan wordt aanvullend in lagere regelgeving, in het Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Baadi), vastgelegd in welk geval er ook nog sprake is van een adequate regeling.
SZW heeft op 15 februari 2019 het concept Ontwerpbesluit gepubliceerd tot wijziging van het Baadi (hierna Ontwerpbesluit). Het Ontwerpbesluit is opengesteld geweest (sluiting 18 maart 2019) voor internetconsultatie. Hierop zijn constructieve reacties ingezonden. Minister Koolmees zal nu besluiten of de reacties aanleiding zijn om het Ontwerpbesluit aan te passen, vervolgens legt hij het voor aan de Raad van State voor advies. De bedoeling is dat de Wab en daarmee het Ontwerpbesluit per 1 januari 2020 in werking treedt.
Conclusie Met het Ontwerpbesluit worden de doelstellingen die het kabinet nastreeft waarschijnlijk niet gehaald. Concurrentie en een ongelijke positie met betrekking tot pensioen blijft nog steeds mogelijk, de uitvoeringslasten gaan fors omhoog. Met name valt dan te denken aan het volgende:
- niet alle situaties lijken te worden afgedekt met de huidige redactie van het nieuwe artikel 8a lid 4 en lid 5 van de Waadi, de meeste situaties zijn mogelijk niet eens via dit artikel 8a lid 4 en lid 5 van de Waadi te regelen. Feitelijk blijft dan alleen van toepassing de voorgeschreven regeling in (het nieuwe artikel 1:1a van) het Ontwerpbesluit. Een werkgever zal dan afhankelijk van het aantal sectoren waarin zijn payroll-werknemers werkzaam zijn even zoveel soorten pensioenregelingen en uitvoeringsovereenkomsten moeten regelen. Dit was eerder voor de wetgever juist aanleiding om het eerste onderzochte alternatief niet te volgen;
- bij het vormgeven van een eigen pensioenregeling is niet vereist dat de hoogte van de werknemersbijdrage onderdeel is van de pensioenregeling afgestemd op het gemiddelde in de sectoren (payrollwerkgevers kunnen bepalen dat deze nihil is, gemiddeld bedraagt deze 1/3e van de totale premie in de bedrijfstak);
- het arbeidsongeschiktheidspensioen maakt geen onderdeel uit van wat een adequate regeling moet zijn (payrollwerkgevers kunnen bepalen dat dit niet wordt aangeboden);
- het voorstel om bij bovenmatigheid het verschil aan de werknemer uit te betalen (en zal gezien de norm van de collectieve werkgeverspremie vaak voorkomen) leidt wat betreft de totale arbeidsvoorwaardenkosten tot gelijkheid, maar ook tot ongelijkheid in (waardering van) arbeidsvoorwaarden, want de werknemer in vaste dienst bij inlener krijgt deze vergoeding niet;
- het uitbetalen van bovenmatige pensioenpremie als loon leidt tot ongerechtvaardigd onderscheid naar leeftijd (tenzij de bovenmatige premie wordt uitbetaald in een gelijk percentage voor alle payroll-werknemers).
We wachten af wat Minister Koolmees met alle opmerkingen gaat doen. Wordt vervolgd!