2018-25 Hof Den Haag d.d. 8 mei 2018 (ECLI:NL:GHDHA:2018:958) oordeelt schending van de zorgplicht (informatietaak) door ontvangende pensioenuitvoerder bij waardeoverdracht op grond van art. 83 Pensioenwet vanuit een verzekeraar naar een pensioenfonds door niet te informeren over de mogelijkheid van het korten van pensioenaanspraken krachtens art. 134 Pensioenwet. Het hof overweegt: ‘Het hof volgt [appellant] in zijn stelling dat PMT hem in de gegeven omstandigheden had dienen te informeren over de mogelijkheid van een toekomstige korting en de omstandigheden waaronder PMT deze korting zou kunnen toepassen, omdat er op dit punt een wezenlijk verschil bestaat tussen de uitvoering van de pensioenregeling door PMT en de uitvoering door een verzekeraar als NN.’ Hierbij betrekt het hof ook dat het fonds onder meer heeft geschreven:
‘De overdracht van uw pensioenaanspraken en pensioenrechten van Nationale-Nederlanden naar PMT heeft voor u geen financiële gevolgen’.
Hier doet niet aan af dat het hof tevens oordeelt dat de brief enkel gaat: ‘over de financiële gevolgen ten tijde van de overdracht’, zodat ‘[appellant] heeft uit deze brief redelijkerwijs niet heeft mogen afleiden dat PMT de aanspraken van [appellant] op een later moment niet zou kunnen korten.’
Dit laatste was een reactie op de stelling dat o.g.v. art. 3:35 BW de deelnemer er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat het pensioen was “gegarandeerd”. Dat directe vertrouwen was er dus niet, maar wel is het niet informeren over de kortingsmogelijkheid in de omstandigheden een schending van de zorgplicht, dus onrechtmatig. Het oordeel sluit aan bij eerdere rechtspraak over aansprakelijkheid van de werkgever voor onjuiste informatie en van het pensioenfonds voor onvolledige informatie. De kortingsmogelijkheid is ook – in de woorden van het hof – “een belangrijk ingrediënt” bij de afweging of bezwaar zal worden gemaakt tegen waardeoverdracht.
Had het ontvangende pensioenfonds wel een informatieplicht?
Het hof overweegt dat art. 83 Pensioenwet er van uit gaat dat de informatieplicht op de werkgever en de overdragende uitvoerder. Niet duidelijk is waar het hof dit op baseert. De tekst van art. 83 Pensioenwet laat dit in het midden en spreekt over “zijn geïnformeerd”. Het hof overwoog echter dat kennelijk het ontvangende fonds de informatieplicht naar zich toe had getrokken: “Omdat PMT de informatieverplichting op zich heeft genomen, is op PMT de zorgplicht komen te rusten dat [appellant] ook volledig wordt geïnformeerd. Het hof acht in dit verband mede van belang dat uit de maatschappelijke functie van PMT voortvloeit dat zij een zorgplicht heeft die meebrengt dat zij in dit geval bij het aanbieden van haar diensten rekening moet houden met de belangen van degenen aan wie zij vraagt in te stemmen met de waardeoverdracht. Dat PMT de uit artikel 83 lid 2 PW volgende taak – mogelijk – onverplicht op zich nam, doet aan de daaraan te verbinden gevolgen niet af, nu het [appellant] niet regardeert wie van betrokken partijen het in artikel 83 lid 2 onder a PW bedoelde geen-bewaar tegen waardeoverdracht probeert te verkrijgen.” Het hof neemt dus aan dat de ontvangende pensioenuitvoerder hoe dan ook een zorgplicht heeft bij het aanbieden van diensten. Dat lijkt mij juist.