2017-34 De rol van de partner van de werknemer in het pensioenrecht (ook wel genoemde de ‘huilende weduwe op de stoep’) is lange tijd onderbelicht geweest. De wetgever is er niet duidelijk over, rechtspraak was beperkt en erg afgestemd op de omstandigheden van het geval. Inmiddels is er een aantal rechterlijke uitspraken die de positie van de partner heeft verduidelijkt, in het bijzonder over de vraag of de partner partij is bij de pensioenovereenkomst en als gevolg daarvan moet worden geïnformeerd en bij wijziging of een keuze voor instemming moet worden gevraagd. Hieronder een samenvatting van deze rechtspraak, een update van mijn eerdere artikel ‘Zorgplicht ten opzichte van de partner, PensioenAdvies 2015/21’.
- Hof Arnhem-Leeuwarden 31 mei 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:3542): het recht op uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen is geen recht van de partner, er is geen sprake van schending van zorg- of informatieverplichtingen. Het recht om uit te ruilen is een keuze van de deelnemer, hij is hiertoe niet verplicht. De partner heeft geen recht op deze uitruil. Het recht om de uitruil van ouderdomspensioen voor partnerpensioen te doen heeft de deelnemer in elk geval met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat. De pensioenuitvoerder moet de deelnemer in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen deze uitruilmogelijkheid standaard aanbieden. Indien de deelnemer niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid die hem in het laatste jaar voor de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is geboden, is de pensioenuitvoerder verplicht zelf over te gaan tot het uitruilen van ouderdomspensioen in partnerpensioen indien de pensioenovereenkomst niet voorziet in een partnerpensioen vanaf de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat.
- Rechtbank Amsterdam 1 maart 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:2068): uit het door de werkgever ontvangen en overgelegde keuzeformulier volgt dat de overleden werknemer samen met de partner, een expliciete keuze heeft gemaakt geen partnerpensioen en geen ANW-hiaatverzekering af te willen sluiten. De omstandigheid dat de partner het formulier heeft ondertekend zonder dat de werknemer haar heeft ingelicht over de gevolgen van deze keuze maakt het voorgaande niet anders. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat de werknemer niet naar de door de werkgever georganiseerde pensioenbijeenkomst is gegaan. Onbetwist is immers gebleven dat hij voor deze bijeenkomst was uitgenodigd. De zorgplicht van een goed werkgever in het kader van de aangeboden pensioenregeling voert niet zo ver dat zij werknemers actief voor de individuele (in dit geval zeer schrijnende) gevolgen van keuzes meer informatie dient aan te bieden dan dat de werkgever in dit geval heeft gedaan.
- Hof Den Bosch 12 februari 2015 (ECLI:NL:GHSHE:2015:332): er rust op de pensioenuitvoerder bij uitruil geen verplichting om de partner afzonderlijk te informeren, zolang de werknemer deugdelijk is geïnformeerd over de gevolgen.
- Hof Den Bosch 3 februari 2015 (ECLI:NL:GHSHE:2015:332): tot overlijden van de (voormalige) werknemer heeft de partner geen contractuele relatie met het pensioenfonds, is dus geen partij bij de uitvoeringsovereenkomst, ook niet als gevolg van een aanvaard derdenbeding. Dat een partner wel bij uitruil om instemming moet worden gevraagd, maakt dat niet anders, aldus het Hof.
- Kantonrechter Rotterdam 10 oktober 2012 (CLI:NL:RBROT:2012:BX9792): partner is geen contractuele wederpartij van verzekeraar. Dat voor haar rechten voortvloeien uit de pensioenovereenkomst van haar partner (de overleden werknemer) maakt dat niet anders.
Twee uitspraken wijken daarentegen af van de lijn in bovenstaande rechtspraak:
- Hof Den Haag 19 november 2014 (ECLI:NL:GHDHA:2014:3609): er rust op verzekeraar een zorgplicht richting de partner bij uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen. Verzekeraar moet er voor te zorgen dat de partner daadwerkelijk in staat wordt gesteld om al dan niet in te stemmen met de uitruil en bovendien te controleren of de eventuele instemming daadwerkelijk is verleend (is de handtekening van de partner ook de handtekening van de partner?).
- Rechtbank Oost-Nederland d.d. 9 januari 2013 (niet gepubliceerd, zie hier mijn artikel over deze uitspraak): in de arbeidsovereenkomst was bepaald dat afstand kan worden gedaan van deelname aan de pensioenregeling maar dat de werknemer en de eventuele partner een afstandsverklaring moeten ondertekenen. In het pensioenreglement was opgenomen dat de afstandsverklaring door de deelnemer/werknemer moest worden ondertekend. Er was zowel door de werknemer als zijn echtgenote een afstandsverklaring getekend, maar laatstgenoemde betwistte na overlijden van haar man dat zij zelf getekend had. Volgens de rechtbank had de werkgever niet alleen de handtekening van de werknemer maar ook die van zijn echtgenote (voor wat betreft afstand van het nabestaandenpensioen) moeten verifiëren. Verder overweegt de rechtbank dat de werkgever een bijzondere informatieplicht heeft ten opzichte van de werknemer en diens partner. Dit betekent dat juiste en volledige informatie door de werkgever gegeven moet worden over de mogelijke gevolgen van het afstand doen van pensioen, in het bijzonder waar het de positie van de nabestaanden betreft. Nu dit niet was gebeurd veroordeelde de rechtbank de werkgever het nabestaandenpensioen aan de weduwe en de kinderen te betalen.
- Rechtbank Amsterdam 29 augustus 2011 (ECLI:NL:RBAMS:2011:BR6170): partner is partij geworden bij de overeenkomst met de verzekeraar als gevolg van een aanvaard derdenbeding.