2017-13 De Tweede Kamer verwierp op 21 februari het initiatiefwetsvoorstel voor een flexibele ingangsdatum van de AOW. Daarmee is de mogelijkheid om de AOW eerder, later of gedeeltelijk te laten ingaan voorlopig weer in de ijskast gezet. Op 19 februari 2016 diende Tweede Kamerlid Klein het initiatiefwetsvoorstel in om de AOW te wijzigen. Het voorstel introduceerde de vrijheid om binnen bepaalde grenzen de AOW op een zelf gekozen moment in te laten gaan. Eerder verscheen over het wetsvoorstel mijn blog.
Vervroegen, uitstellen of deeltijd AOW
Het later laten ingaan van het AOW-pensioen is volgens het voorstel mogelijk tot maximaal vijf jaar na de dag waarop men de AOW-leeftijd heeft bereikt. Het later ingaan van het AOW-pensioen leidt tot een vaste verhoging van het bruto AOW-pensioen van 6,5% voor elk jaar dat het AOW-pensioen later ingaat. Wanneer doorwerken niet mogelijk of wenselijk is, kan men ervoor kiezen het AOW-pensioen op te nemen vóór de AOW-leeftijd. Dit kan ook overigens ook in deeltijd. Het AOW-pensioen kan maximaal twee jaar eerder ingaan. Voor het bepalen van de korting bij het eerder laten ingaan van het AOW-pensioen koos de initiatiefnemer van het wetsvoorstel voor een afwijkende systematiek. Het percentage van de korting is niet opgenomen in de wet maar wordt bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.
Het vrijwillig naar voren halen van het AOW-pensioen mag niet leiden tot een beroep op de Participatiewet. Daarom stelt dit wetsvoorstel de voorwaarde dat men bij het starten van de flexibele AOW structureel, dat wil zeggen blijvend en duurzaam, over een zeker minimaal netto inkomen moet kunnen beschikken op het moment dat het AOW-pensioen eerder ingaat.
Het voorstel kreeg niet voldoende steun om het wetsvoorstel aan te nemen. Dat lijkt bijzonder omdat de partijen die tegen het voorstel stemde alle een flexibele AOW hebben opgenomen in haar verkiezingsprogramma (uitgezonderd CDA). Zo lijkt er tussen woord en daad toch grote verschillen. Echter, de tegenstem kan zich ook hebben gericht op de wijze waarop de vervroeging of het uitstel in het wetsvoorstel is vormgegeven. Mogelijk dat met een meer doordacht mechanisme en als integraal onderdeel van een visionair plan van de (nieuwe) wetgever op pensioen, arbeidsmarkt en AOW meer kans biedt.