2017-28 De discussie over het nieuwe pensioencontract is volop gaande. Veel partijen claimen (gevraagd en ongevraagd) dat buffers (in welke vorm dan ook) noodzakelijk blijven/zijn en de voorkeur heeft boven ‘persoonlijke pensioenpotjes’. Zo kan een individueel contract met een collectieve buffer voor sturing op doelvermogen leiden tot hogere pensioenuitkeringen. Althans, dat concludeerde het Centraal Planbureau (CPB) eind vorig jaar. Goed rekenwerk van het CPB, of is hier sprake van een gewenste uitkomst (framing)? Het CPB stuurde de notitie op 28 november 2016 aan de Werkgroep Intergenerationele Risicodeling van Netspar. De slotconclusie van de notitie kán uitgelegd worden als een sterk staaltje ‘framing’ of op zijn minst als een gevalletje ‘de wens is de vader van de gedachte’. Hoe zit dat? Edwin Schop en Michiel Huisman gaan hierop in en concluderen dat voorstanders van een collectief pensioencontract, met inbegrip van variant IVc (collectieve, intergenerationele risicodeling), met deze CPB-notitie een sterke troef in handen hebben. Het sterk uitgelichte aspect van welvaartswinst helpt zeker om een bepaalde lezing van een keuze tussen collectief en individueel te propageren. Intransparantie, complexiteit in uitvoering en communicatie en op de loer liggende perverse effecten, zijn de keerzijde van de medaille die welvaartswinst heet. Daarnaast wijst onderzoek uit dat er ook welvaartswinsten zijn te behalen zonder dat er sprake is van collectieve risicodeling. Het is daarom nog maar de vraag wat zwaarder moet wegen: een complex voor de deelnemers niet te begrijpen herverdelingssysteem met een kans op meerrendement of een eenvoudig systeem met ook een kans op meerrendement. De auteurs weten het wel.
Het artikel van Edwin Schop en Michiel Huisman (Kluwer Pensioenadvies april 2017) is hier te downloaden.