2018-17 In 2013 is de Wet verbetering bestuur pensioenfondsen (Wvbp) in werking getreden. Het doel was viervoudig:
• verbetering van de deskundigheid van het pensioenfondsbestuur
• versterking van het intern toezicht
• adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers en
• stroomlijning van taken en organen.
De afspraak was dat deze na drie jaar zou worden geëvalueerd. Recent heeft het kabinet het evaluatieonderzoek aan de Tweede Kamer gestuurd.
Niks spannends
De evaluatie geeft geen aanleiding voor omvangrijke wetswijzigingen ten aanzien van de governance. Wel wordt benadrukt dat binnen de bestaande kaders nog verbeteringen mogelijk zijn, bijvoorbeeld rond het functioneren van het verantwoordingsorgaan (VO), de vertegenwoordiging van pensioengerechtigden en op het terrein van diversiteit. De laatste twee blijven een uitdaging. De eerste zal zijn ingegeven door recente ontwikkelingen over de rolverdeling tussen het VO en de andere organen van het fonds.
Rollen en taken VO
Het VO is met de Wvbp zorgvuldig naast het paritair bestuur en het intern toezicht gepositioneerd. Het VO heeft diverse adviesrechten. Het bestuur moet deze adviezen vrij naar inzicht gebruiken in de besluitvorming. Het intern toezicht controleert het bestuur. Het bestuur en het intern toezicht leggen verantwoording af aan het VO. Twee aanbevelingen komen uit de evaluatie:
- Betere afspraken over de rol-/taakverdeling. In de praktijk wordt dikwijls onduidelijkheid ervaren over verdeling van taken en bevoegdheden. Met name het onderscheid tussen de rol van het VO en het intern toezicht verdient de aandacht. Het uitbreiden van de bevoegdheden van het VO lijkt echter op grond van de evaluatie niet nodig. Zij zouden met verdergaande bevoegdheden als medebeleidsbepaler kunnen worden aangemerkt en op geschiktheid voor die rol moeten worden getoetst.
- Organen zijn regelen zelf benoeming/ontslag. Koolmees vindt het van belang dat het VO onbevreesd de bevoegdheden moet kunnen uitoefenen. Recent speelde nog het volgende bij het pensioenfonds van Atos. Volgens de VO-leden werden al hun initiatieven en voorstellen stelselmatig gedwarsboomd. Naar aanleiding van deze kritiek wijzigde het fonds onlangs de statuten en kan het bestuur sindsdien leden van het VO ontslaan. Hierover zijn ook Kamervragen gesteld. Aanpassing van de wet is aldus Koolmees echter niet nodig. Hij vraagt de sector om de regels omtrent benoeming en ontslag te verbeteren zodat een werkwijze waarbij de organen zoveel mogelijk zelf verantwoordelijk zijn voor de benoeming en ontslag van de eigen leden, alom gevestigd beleid wordt. Vorig jaar heeft het VO van het pensioenfonds Tandtechniek nog een procedure aangespannen tegen het bestuur van het fonds en eiste dat het bestuur onder bewind werd gesteld. Hiermee trad het VO duidelijk buiten zijn bevoegdheden. De Ondernemingskamer maakte duidelijk dat het de bedoeling van de wetgever is dat het verantwoordingsorgaan (mede)zeggenschap heeft en niet de rol van (mede)beleidsbepaler.