(Dit is een beknopte weergave van mijn bijdrage aan de Kroniek Pensioenrechtspraak 2017.)
Over de rechtsgeldigheid van een afstandsverklaring oordeelde ook de Rechtbank Limburg op 28 juni 2017 (ECLI:NL:RBLIM:2017:6071). Voorafgaand aan de indiensttreding heeft de werkgever aan de werknemer een afstandsverklaring met betrekking tot de pensioenregeling aangeboden. De werknemer en haar toenmalige partner hebben deze afstandsverklaring ondertekend. Naar het oordeel van de rechter heeft de werknemer met het ondertekenen van de afstandsverklaring er voor gekozen om geen pensioenovereenkomst te sluiten. Uit het vonnis is niet duidelijk op te maken wat exact aan informatie is verstrekt en wat de inhoud is van de afstandsverklaring. Gezien de vordering van de werknemer is geen informatie verstrekt over de (individuele) gevolgen van het ondertekenen van de afstandsverklaring en komen onduidelijkheden (dus ook de – individuele – gevolgen van geen deelname) volgens de rechter voor rekening van de werknemer. Het Hof Den Bosch (24 februari 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:612) formuleerde eerder dat een werkgever zijn werknemer zodanig moet informeren dat deze beschikt over alle relevante informatie die noodzakelijk is voor een deugdelijke afweging van belangen en risico’s bij het nemen van de beslissing om afstand te doen. Kortom, bij afstandsverklaringen moet de werkgever zijn werknemer zo informeren dat die beschikt over alle relevante informatie die noodzakelijk is voor een deugdelijke afweging van belangen en risico’s verbonden aan de afstandsverklaringen.
Het oordeel van de Rechtbank Zeeland-West Brabant op 2 augustus 2017 (niet gepubliceerd, zaak/rolnr. 5628571 CV EXPL 17-52) daarentegen ging een andere kant op. In de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de (in 2013 overleden) werknemer de bepaling opgenomen dat tussen partijen geen pensioenregeling is overeengekomen. In 2001 heeft de werkgever binnen de onderneming een pensioenregeling ingevoerd. De werknemer en zijn partner hebben op dat moment een afstandsverklaring ondertekend en nemen niet deel aan deze pensioenregeling. Het geschil gaat onder meer over de echtheid van de handtekening van de partner. Echter, de rechter komt aan dit vraagstuk niet toe. De werknemer voldoet aan de beschrijving van “deelnemer” zoals dit is opgenomen in het pensioenreglement. Het is, zo oordeelt de rechter, op grond van het pensioenreglement niet mogelijk om afstand te doen van de verplichte onderdelen van de pensioenregeling. De werknemer had dan ook geen keuze om niet deel te nemen aan de pensioenregeling. De werkgever had de werknemer, aldus nog steeds de rechter, de afstandsverklaring niet kunnen laten ondertekenen. De gevolgen hiervan komen daarom voor zijn rekening.
Dit lijkt mij een principieel onjuist oordeel. De rechter oordeelt dat er op basis van het pensioenreglement wordt deelgenomen en de werknemer hiervan geen afstand kan doen. Enige juiste lijkt mij dat de werkgever de werknemer een aanbod doet en dit aanbod door de werknemer niet wordt aanvaard. Zo komt er geen pensioenovereenkomst tot stand, is de werknemer geen deelnemer (geworden) in de zin van het pensioenreglement en wordt nergens afstand van gedaan. In dat opzicht is ‘afstandsverklaring’ ook een misleidende term.
In een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 27 maart 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:2068) staat de vraag centraal hoe proactief de werkgever zijn werknemer moet informeren over de persoonlijke gevolgen van een afstandsverklaring. De pensioenregeling kende de mogelijkheid tot vrijwillige deelname aan het partnerpensioen. De werknemer vulde bij indiensttreding het ‘Keuzeformulier vrijwillige onderdelen’ in. Bij de keuzemogelijkheden vulde hij ‘nee’ of ‘n.v.t.’ in bij het onderdeel partnerpensioen. Zowel de werknemer als de partner ondertekenden het formulier. Vervolgens overleed de werknemer kort daarna. De partner stelde dat de werkgever onvoldoende, misleidende, onduidelijke en/of tegenstrijdige informatie zou hebben verstrekt met betrekking tot het doen van afstand door de werknemer van deelname aan de partnerpensioenregeling. Uit het vonnis is niet duidelijk op te maken welke informatie de werkgever exact aan de werknemer heeft verstrekt. Over de verstrekte informatie oordeelt de rechter dat in alles duidelijk was weergegeven dat de regeling bestaat uit een verplicht en een vrijwillig deel waarbij alleen het vrijwillige deel betrekking heeft op het partnerpensioen. En dat de informatieplicht niet zo ver gaat dat de werkgever werknemers actief voor de individuele gevolgen van keuzes meer informatie dient aan te bieden dan dat de werkgever hier heeft gedaan. Ook niet nu de werkgever in dit specifieke geval op de hoogte was van de privésituatie.
De vraag is echter of het (bij herhaling) vermelden dat er zowel een verplicht als een vrijwillig deel (altijd) voldoende is. Op grond van het oordeel van de rechter kan worden gesteld dat de werkgever de werknemer niet proactief hoeft te informeren over de individuele gevolgen van diens pensioenkeuzes, onder de voorwaarde dat:
- de werknemer een keuzeformulier ondertekent en daarop handgeschreven afstand doet van deelname aan de partnerpensioenregeling (in dit geval door bij elke keuzemogelijkheid het woord ‘nee’ of ‘n.v.t.’ in te vullen);
- de werknemer wordt gewezen op het feit dat er een keuze moet worden gemaakt waar die keuze betrekking op heeft;
- de werknemer de mogelijkheid heeft tot het deelnemen aan een (collectieve) toelichting;
- de werknemer zijn individuele gevolgen kan bespreken met een pensioenadviseur.
Of een werkgever ook aan zijn informatieverplichting voldoet als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan – en zich dus beperkt tot algemene informatie – blijkt niet deze uitspraak. Ook in het hiervoor genoemde tussenvonnis van de rechtbank te Apeldoorn stelt de rechter zich de vraag of de werknemer zich bewust was van de financiële consequenties bij het doen van afstand. Volgens de rechter heeft een werkgever een (precontractuele) informatieplicht die inhoudt dat hij de werknemer volledig en juist informeert over de mogelijke gevolgen van afstand, in het bijzonder wat betreft de positie van nabestaanden. Aan deze informatieplicht had deze werkgever niet voldaan.