2017-08 De fiscale spelregels voor beschikbare premieregelingen zijn bepaald in door de staatssecretaris genomen besluiten. Bijvoorbeeld de maximum staffelpercentages, de verschillende rekenrentes die kunnen worden gehanteerd en de specifieke voorwaarden die daarbij gelden. Er is nu een nieuw staffelbesluit afgegeven.Het besluit bevat de volgende wijzigingen:
Ook voor PPI
De premiepensioeninstelling (‘PPI’) wordt onder voorwaarden toegelaten als een uitvoerder van een pensioenregeling op basis van een staffel als bedoeld in bijlage V van dit besluit. In de bijlage is bepaald dat een premiestaffel tegen een rente mag worden vastgesteld lager dan 3%. De lagere rekenrente moet dan gebaseerd zijn op de marktrente en op de overige kosten en opslagen die de pensioenverzekeraar hanteert voor de inkoop van een gegarandeerde verzekerde middelloonregeling. Deze voorwaarde ten aanzien van de maximaal in te leggen beschikbare premie impliceert dat sprake moet zijn van een (pensioen)verzekeraar die is gekwalificeerd om een middelloonregeling uit te voeren. De kostprijs van deze uit te voeren (fictieve) middelloonregeling is immers bepalend voor de berekening van de beschikbare premie. Dit heeft tot gevolg dat een PPI voor deze afwijkende premieovereenkomst alleen als (pensioen)verzekeraar kan optreden indien de beschikbare premie ten hoogste gelijk is aan de hiervoor gedefinieerde kostprijs van een maximaal middelloonpensioen dat wordt gehanteerd door de verzekeraar met wie de PPI een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten.
Staffel gedurende contractstermijn, max 5 jaar
De (pensioen)verzekeraar gaat hierbij uit van de kostprijs van een fiscaal maximaal nominaal middelloonpensioen zoals die van toepassing is bij het aangaan van het contract met de werkgever, voor een contractperiode van maximaal 5 jaar. De kostprijs moet vervolgens aan het einde van elke contractperiode, ook als deze minder dan 5 jaar duurt, worden herzien. Wijziging van deze kostprijs moet derhalve tot aanpassing van de beschikbare premie leiden.
Events ruimer omschreven
Wordt er een premiestaffel gehanteerd op basis van een rekenrente van 3% of lager, dan dient er op bepaalde momenten (events) te worden getoetst of er geen sprake is van een bovenmatig pensioen. Op het toetsmoment moet de opgebouwde waarde worden vergeleken met de maximale ruimte van de fiscaal zuivere middelloontoezegging. De momenten waarop de eventtoets wordt uitgevoerd zijn in het nieuwe besluit meer algemeen omschreven: de toetsing kan beperkt blijven tot het moment waarop de in de regeling opgebouwde waarde geheel of gedeeltelijk verlaat, maar uiterlijk op pensioeningangsdatum. Voor zover het pensioen gedeeltelijk ingaat kan de toets beperkt blijven tot dat deel. Op het toetsmoment moet de opgebouwde waarde. In het besluit uit 2015 werden de volgende momenten expliciet beschreven, deze komen in het besluit 2017 niet meer terug:
- bij elke waardeoverdracht, behoudens voor zover wordt overgedragen naar een premieovereenkomst die kwalificeert onder bijlage IV of V van dit besluit;
- bij onderlinge ruil van pensioen;
- bij overlijden van een pensioengerechtigde;
- bij echtscheiding of beëindiging van partnerschap van een pensioengerechtigde;
- bij emigratie van een pensioengerechtigde;
- bij een relevante wijziging van de fiscale regelgeving;
- op elke feitelijke ingangsdatum van elk soort pensioen.
Overwaarde naar (ex-)werkgever
Voor zover bij de toepassing van de eventtoets blijkt dat te veel premie is betaald, diende volgens het laatste besluit de overwaarde (het meerdere in de spaarpot van de deelnemer) te moeten vervallen aan de verzekeraar. Dat leidde tot veel onbegrip in de praktijk. Dit besluit herstelt dit. Voortaan hoeft deze overwaarde niet alleen aan de verzekeraar te vervallen, maar kan dit ook aan de (ex-)werkgever worden uitgekeerd. Onder een andere noemer kan deze overwaarde dan weer aan de (ex-)werknemer worden toegekend. Het heeft de voorkeur dat partijen dit wel voorhands hebben vastgelegd.
Inwerkingtreding
Het nieuwe besluit treedt in werking op 28 januari 2017 en wel met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017.