2018-08 De Belastingdienst staat niet toe dat twee faciliteiten voor een risicopartnerpensioen op eindloonbasis met elkaar worden gecombineerd. In het Besluit 2017-126948 is een aanwijzing opgenomen voor combinatiepensioenregelingen die voor de berekening van de AOW-franchise, voor een op risicobasis verzekerd partner- en/of wezenpensioen volgens het eindloonstelsel, uitgaan van de franchise voor een middelloonregeling. Voor de aanwijzing als fiscaal toegestane pensioenregeling geldt in die situatie onder andere de voorwaarde dat de pensioengrondslag voor het partner- en/of wezenpensioen op risicobasis wordt bepaald op ten hoogste het pensioengevend loon op het moment van overlijden van de werknemer. In onderdeel 10.2 van het Besluit is een andere tegemoetkoming opgenomen voor op risicobasis verzekerd partner- en/of wezenpensioen. Er is goedgekeurd dat bij een dergelijk pensioen over de pensioengevende diensttijd vóór inperking van het fiscale pensioenkader kan worden uitgegaan van de eerder bestaande grotere fiscale pensioenruimte.
De vraag is nu of beide faciliteiten kunnen worden gecombineerd in één pensioenregeling. Dat zou betekenen dat de risicodekking voor partner- en/of wezenpensioen op eindloonbasis mag worden bepaald rekening houdende met het ruimere fiscale kader van vóór 1 januari 2014 en met toepassing van een middelloonfranchise.
In het antwoord geeft de Belastingdienst aan dat het combineren van beide aanwijzingen in één pensioenregeling niet mogelijk is. Door middel van de goedkeuring in onderdeel 10.2 van het Besluit is het mogelijk om voor een partner- en/of wezenpensioen op risicobasis, ten aanzien van de pensioengevende dienstjaren voor inwerkingtreding van de beperking van de fiscale kaders voor pensioenopbouw, uit te gaan van de fiscale kaders voor pensioenopbouw die vóór deze beperking bestonden. Hiermee kan de omvang van een partnerpensioen op risicobasis voor de betreffende jaren op hetzelfde niveau worden vastgesteld als de omvang van een partnerpensioen op opbouwbasis. Voor een dergelijk partnerpensioen op opbouwbasis in een eindloonstelsel moest ook een eindloonfranchise worden gehanteerd. Indien men voor het risicopartnerpensioen op eindloonbasis voor de verstreken dienstjaren zou mogen uitgaan van eerdere fiscale pensioenkaders en van de lagere middelloonfranchise, zou het risicopartnerpensioen voor die jaren hoger uitkomen dan het partnerpensioen op opbouwbasis. Door die samenloop zou de goedkeuring van onderdeel 10.2 van het Besluit zijn doel voorbij schieten.
Commentaar
Het door de Belastingdienst gepubliceerde standpunt is niet nieuw. In het Besluit BLKB2015/830M was dit al expliciet opgenomen. De argumenten die de fiscus aangeeft zijn duidelijk en correct. Desondanks komt het in de praktijk met enige regelmaat voor dat beide aanwijzingen in één pensioenregeling zijn gecombineerd. Gezien onder andere de administratieve voordelen van het hanteren van één franchise is dat op zich nog wel te begrijpen maar een dergelijke regeling wordt fiscaal niet geaccepteerd. Blijkbaar vond de Belastingdienst het nodig om de praktijk hier nog eens expliciet op te wijzen.