2017-55 In dit blog noem ik in het kort de belangrijkste plannen op het gebied van de arbeidsvoorwaarde pensioen die in het Regeerakkoord zijn opgenomen. Vanzelfsprekend is dit alles nog niet in beton gegoten, uitwerking ervan en overeenstemming met diverse stakeholders moet nog plaatsvinden. Dat lijkt me een grotere uitdaging dan het opstellen van het plan.
Uitgangspunt is dat het kabinet samen met sociale partners (de arbeidsvoorwaarde pensioen blijft een verantwoordelijkheid van de sociale partners) het nieuwe stelsel inhoud wil geven, ingaande 2020. Het kabinet verwacht dat sociale partners komen tot overeenstemming binnen de in het Regeerakkoord gestelde voorwaarden, en wel op korte termijn (begin 2018). Dit laatste lijkt me een enorme uitdaging. Sinds 2009 is de noodzaak al helder en zijn partijen in overleg. Het resultaat van dit overleg is een prachtige blauwdruk (op voordracht van de SER), maar de overeenstemming tussen sociale partners is ver te zoeken. Ook recente berichtgeving dat FNV die het nieuwe pensioenplan helemaal niets vindt en nu ook pensioenbestuurders gaan roepen dat, nu de dekkingsgraden weer enigszins aantrekken, het eigenlijk niet nodig is het huidige systeem drastisch aan te pakken, stemmen negatief over een voortvarende aanpak. Eerder zei ik al dat 2030 het nieuwe 2020 is.
Hoe ziet het nieuwe pensioenstelsel er (volgens het Regeerakkoord) in 2020 uit?
Afschaffen doorsneesystematiek
De doorsneesystematiek wordt afgeschaft en voor alle contracten wordt een leeftijdsonafhankelijke premie verplicht gesteld en krijgen de deelnemers een opbouw die past bij de ingelegde premie. Hierbij wordt bezien of het fiscale kader alleen nog op de pensioenpremie kan worden begrensd (en niet de hoogte van de pensioenuitkering). Uitgangspunt blijft het kunnen opbouwen van een adequaat pensioen. Dit betekent dus een degressieve pensioenopbouw: jongeren bouwen dan meer pensioen op dan ouderen. Dit geldt dan ook voor verzekerde regeling en voor beschikbare regelingen. De huidige beschikbare premiestaffels komen daarmee te vervallen, er zal voor alle leeftijden een gelijk percentage gaan gelden.
Levenslange uitkering
Pensioen blijft een levenslange uitkering. Wel wordt onderzoek verricht om een deel van het opgebouwde pensioenvermogen op de pensioendatum te kunnen inzetten voor andere doeleinden. Daaronder hoe het vermogen in het eigen huis is te integreren in pensioen.
Individuele pensioenpot met gemeenschappelijke buffer
De opbouw van pensioen vindt plaats voor middel van een individuele pensioenpot op basis van beleggingen, maar er blijft sprake van een collectieve uitkeringsfase met een buffer. Er komen wettelijke kaders over de maximale grootte en de opbouw- en uitkeerregels van de buffer, waarbij de buffer niet negatief mag worden. De buffer moet er voor zorgen dat de uiteindelijke pensioenuitkeringen niet te veel afhankelijk worden van een periode van hoge of lage rendementen (zogenaamde pech- en gelukgeneraties moeten worden voorkomen) en dat de uitkeringen na ingang niet teveel op en neer gaan. Zie voor een korte en heldere presentatie over dit onderwerp https://www.youtube.com/watch?v=WCD2jwv3B8U.
Er moet tevens een adequate dekking voor het nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen zijn, zodat het de arbeidsmobiliteit niet belemmert.
Verplichtstelling blijft gehandhaafd
De huidige verplichte deelname aan bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen blijft gehandhaafd.
Overgang
Er geldt een ruime fiscale overgangsregeling, nog nader uit te werken. Opgebouwde pensioenen worden ingericht in het nieuwe systeem.