2018-30 PEPP is een Europees, vrijwillig, persoonlijk pensioenproduct (derde pijler) in aanvulling op staatspensioen en verplicht bedrijfspensioen (derdepijlerpensioenproduct), een pensioen waarbij de werkgever niet is betrokken. In de zomer van 2017 lanceerde de Europese Commissie (EC) plannen voor PEPP. PEPP moet het voor werknemers eenvoudig maken om pensioen van het ene naar het andere land mee te nemen. En het levert aanbieders van pensioenproducten schaalvoordelen op; met een product kan de hele Europese markt worden bediend.
Is dit een manier om een Europees pensioenstelsel in te voeren?
Het voorstel kreeg kritiek vanuit Nederland. Zowel bij pensioenfondsen, Kamerleden als in het kabinet zijn er zorgen dat de wetgeving voor PEPP de bijl zet aan de wortel van het Nederlandse pensioenstelsel: de verplichte deelname. Europese mededingingsregels staan die verplichtstelling alleen toe als pensioenfondsen niet rechtstreeks concurreren met verzekeraars. In de Commissie-plannen kunnen pensioenfondsen dat wel, door ook een PEPP aan te bieden. De Pensioenfederatie en minister Hoekstra van Financiën waarschuwden vorig jaar al dat de verplichtstelling dan in gevaar kan komen. De Kamer had de minister in een motie opgeroepen zich uit te spreken tegen een raamwerk voor Europese persoonlijke pensioenproducten in de derde pijler. Volgens de minister heeft zijn kritische houding in Europa geresulteerd in een compromis. Hierin is in ieder geval veiliggesteld dat de Nederlandse verplichtstelling in de tweede pijler niet wordt geraakt door het PEPP.
Het kabinet vindt dat het Europees pensioen weinig toevoegt aan het bestaand aanbod in Nederland, maar is niettemin tevreden over het compromis. Zo blijft het toezicht op PEPP in Nederlandse handen. In het voorstel van de EC had de Europese Verzekerings- en Bedrijfspensioenautoriteit (EIOPA) een doorslaggevende stem bij de autorisatie van een PEPP. De EC en EIOPA zouden ook mandaat krijgen om regelgeving te ontwikkelen voor het PEPP, maar in het compromis is deze rol beperkt. Tevens is het uitgangspunt dat Nederlandse pensioenfondsen geen PEPP mogen aanbieden. Met een uitzondering: de premiepensioeninstellingen (PPI’s), die pensioenregelingen uitvoeren zonder zelf risico te dragen. Dit voorstel moet wel nog overgenomen worden door het Europees Parlement en de lidstaten. Daarnaast blijft de fiscale behandeling van derdepijlerpensioenproducten een nationale aangelegenheid. Een verruiming van het fiscale stelsel voor PEPP is dan ook niet aan de orde. Zo blijft PEPP een nationale aangelegenheid waarvan het de verwachting is dat het (voor Nederland) niet veel toevoegt.