2018-15 Aan de kantonrechter te Rotterdam (12 maart 2015, ECLI:NL:RBROT:2018:1767) leggen partijen voor of en bedrijf dat metalen jachten met (voornamelijk) hout afbouwt onder de werkingssfeer valt van de cao voor Metaal & Techniek. Het oordeel in lijn met eerdere vonnissen (zie mijn blog 2018-10 en E. Schop, ‘Verplichte deelname Bpf, of niet? Recente rechtspraak’, PensioenAdvies 2017/50), (voor de praktijk) prettig dat er een lijn in zit.
De rechter oordeelt dat een cao een instrument is voor werkgevers en werknemers om de branche specifieke of zelfs onderneming specifieke kanten van het werk te regelen. Daarmee laat zich slecht verenigen het standpunt dat bij toepassing van de werkingssfeer (enkel of met name) moet worden gekeken naar het eindproduct. Meer voor de hand ligt te kijken naar de mate waarin de aard van het binnen een onderneming in hoofdzaak verrichte werk aansluit bij hetgeen in de cao is geregeld. Tevens geeft de rechter aan dat de betreffende werkingssfeerbepaling op zich ook een dergelijke invulling suggereert: gesproken wordt over activiteiten die worden verricht en worden ruim twintig werkwoorden genoemd (ontwerpen, demonteren, gieten, etc.). Nu is vastgesteld dat moet worden uitgegaan van de feitelijke werkzaamheden die binnen de onderneming plaatsvinden, moet worden bekeken in hoeverre die werkzaamheden passen binnen de werkingssfeerbepalingen.