2017-52 Gisteren zijn in de Staatscourant wijzigingen gepubliceerd in de toetsingskaders voor de Wet Bpf 2000. De wijzigingen hebben tot doel te voorkomen dat verplichtstellingen telkens moeten worden aangepast als de fiscale pensioenrichtleeftijd of de AOW-leeftijd verder stijgt. Met het nieuwe toetsingskader werken alle verdere stijgingen in de fiscale pensioenrichtleeftijd of de AOW-leeftijd automatisch door in de verplichtstelling.
Per 1 januari 2018 stijgt de fiscale pensioenrichtleeftijd van 67 jaar naar 68 jaar. Dit betekent dat veel pensioenfondsen hun pensioenregeling moeten aanpassen om binnen het nieuwe fiscale kader te blijven. Dit kan voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen (Bpf) betekenen dat zij ook hun verplichtstelling moeten aanpassen, als er sprake is van een wijziging in de datum waarop de verplichte deelname eindigt. Het wijzigen van de verplichtstelling is een bewerkelijk traject, dat ruim voor de gewenste wijzigingsdatum in gang gezet moet worden. Ook moet de representativiteit opnieuw worden aangetoond. Het is niet praktisch dat bij iedere verdere stijging van de fiscale pensioenrichtleeftijd opnieuw een wijziging van de verplichtstelling moet volgen.
Wijziging van de toetsingskaders
De wijziging betreft de nu opgenomen verplichting om bij verwijzing naar een wet deze wet te fixeren op een bepaalde datum. Deze verplichting om te fixeren wordt nu losgelaten voor de vermelding van de eindleeftijd van verplichte deelneming. Hierdoor wordt het mogelijk om de einddatum van de verplichtstelling te koppelen aan de pensioenrichtleeftijd zoals opgenomen in artikel 18 a van de Wet op de loonbelasting of de pensioengerechtigde leeftijd zoals die volgt uit artikel 7a van de AOW. Alle verdere stijgingen in de fiscale pensioenrichtleeftijd of de AOW-leeftijd werken dan automatisch door in de verplichtstelling.