2017-50 Het idee van meer individuele invloed op de AOW is in theorie aantrekkelijk maar in de praktijk onhaalbaar. Bijna niemand zou gebruik maken van een flexibele AOW-leeftijd. Dat blijkt uit onderzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). De meeste mensen kunnen overigens nu al eerder of later met pensioen.
Nu Nederlanders langer moeten doorwerken blijkt er behoefte aan mogelijkheden om eerder te stoppen of minder te gaan werken(deeltijdpensioen). Zelf bepalen wanneer je met pensioen gaat, staat dan ook hoog op de politieke agenda. In Nederland wordt de AOW-leeftijd in stappen verhoogd naar 67 jaar in 2021. De fiscale pensioen(richt)leeftijd is vanaf 1 januari 2018 al 68 jaar. Daarna is de (stijging van de) AOW en de pensioenleeftijd direct afhankelijk van de stijging van de levensverwachting.
Het moment waarop mensen met pensioen willen verschilt individueel. Een flexibele AOW-leeftijd een logische gedachte. SEO Economisch Onderzoek deed daarom in opdracht van het ministerie SZW onderzoek naar de haalbaarheid ervan. In 2016 werd een initiatiefwetsvoorstel ingediend tot flexibilisering van de AOW-leeftijd. Het wetsvoorstel geeft de mogelijkheid om de AOW-uitkering twee jaar eerder en tot vijf jaar later te laten ingaan (zie ook mijn eerdere blogs). Voorwaarde is dat het inkomen bij eerder opnemen van de AOW niet onder het sociaal minimum zakt. Een flexibele AOW-leeftijd zet echter weinig zoden aan de dijk, zo blijkt. ‘Het heeft nauwelijks toegevoegde waarde’, aldus het rapport. ‘Bij een flexibele AOW-leeftijd kan niemand méér dan een jaar eerder met pensioen dan nu. Weinig mensen zullen er bovendien gebruik van maken, omdat de meesten niet op een sociaal minimum willen leven’, aldus de onderzoekers.
Het huidige pensioensysteem biedt werkenden al de mogelijkheid om eerder met pensioen te gaan wanneer zij voldoende aanvullend pensioen hebben opgebouwd. Een derde van de werkenden doet dat ook – met name mensen met een hoger inkomen. Nu heeft 83% van de werkenden voldoende aanvullend pensioen opgebouwd om minimaal een jaar eerder met pensioen te gaan zonder onder het sociaal minimum te komen. Bijna 70 procent van de werkenden kan meer dan drie jaar eerder met pensioen zonder onder het sociaal minimum te komen. Een flexibele AOW-leeftijd voegt hier dan (slechts) vier maanden aan toe.
Deeltijdpensioen
Opvallend is dat veel mensen volgens het onderzoek met deeltijdpensioen willen, maar dit niet doen. De belangrijkste belemmering is een gebrek aan kennis van de mogelijkheden en consequenties. Werkgevers zijn ook niet altijd happig op deeltijdpensioen. Het huidige pensioensysteem biedt werkenden al de mogelijkheid om eerder met pensioen te gaan wanneer zij voldoende aanvullend pensioen hebben opgebouwd. Een derde van de werkenden doet dat ook volgens het onderzoek– met name mensen met een hoger inkomen.
Een flexibele AOW-leeftijd heeft daarnaast geen invloed op de feitelijke keuze van de pensioenleeftijd, zo blijkt uit een enquête onder werkenden. Een flexibele AOW-leeftijd beïnvloedt de arbeidsparticipatie volgens het onderzoek niet. Mensen zullen mogelijk wel hun AOW eerder opnemen als dit mogelijk wordt, maar ze doen dit dan in plaats van hun aanvullend pensioen eerder opnemen. Daardoor heeft een flexibele AOW-leeftijd geen baten in de vorm van meer vrije tijd. Al met al zijn de baten van een flexibele AOW-leeftijd afwezig. Er zijn alleen kosten voor de samenleving. Die kosten bestaan vooral uit uitvoeringskosten voor de SVB en pensioenuitvoerders en advieskosten voor burgers.