2017-49 Holland Casino (HC) ligt in de clinch met haar ondernemingsraad (OR) en vakbond FNV over haar beslissing van pensioenfonds te wisselen. Dit resulteerde in een twee rechterlijke uitspraken. De vraag was of HC eenzijdig mag besluiten om over te stappen naar een andere uitvoerder, of moet FNV daar eerst mee instemmen, en is de instemming van de OR vereist?
a) Instemming vakbond niet vereist
Den Haag 22 mei 2017, 5787146 RP VERZ 17-50150 (nog niet gepubliceerd)
De pensioenregeling van HC is vastgelegd in een CAO en wordt uitgevoerd door Stichting Pensioenfonds Holland Casino (SPHC), een ondernemingspensioenfonds. Op enig moment zegt HC de uitvoeringsovereenkomst met SPHC op en gaat een overeenkomst aan met het algemeen pensioenfonds Stap. Zonder FNV’s goedkeuring, en daar is FNV het niet mee eens. Zij stelt dat in de CAO is afgesproken dat HC-werknemers deelnemen in SPHC. SPHC als pensioenuitvoerder zou daardoor een CAO-afspraak zijn en wijziging daarvan zou alleen kunnen met instemming van de vakbonden. De rechter gaat daar niet in mee en geeft werkgever HC gelijk. Een specifieke met naam genoemde pensioenuitvoerder kan een CAO-afspraak zijn, maar alleen indien dat ‘onmiskenbaar [blijkt] uit (de tekst van) de CAO zelf. Nergens in de CAO staat echter dat SPHC de pensioenuitvoerder van de HC-pensioenregeling is. Wel wordt in de CAO verwezen naar SPHC, maar telkens in beschrijvende zin (en niet in ‘normerende’ zin). Nergens uit de CAO blijkt dat HC-werknemers verplicht moeten deelnemen in SPHC. In de CAO staat juist dat de verplichte deelname aan de pensioenregeling wordt geregeld in de pensioenreglementen van SPHC, en dus niet in de CAO zelf. SPHC als pensioenuitvoerder kan dan ook niet een CAO-afspraak zijn.
De CAO bepaalt wel expliciet dat voor wijziging van de werkingssfeer van de pensioenregeling en van de omvang of de aard van de pensioenen, instemming van de bonden vereist is. De overgang naar een andere pensioenuitvoerder wordt daarin niet genoemd, wat er op wijst dat instemming dus niet nodig is.
b) Instemming OR is niet vereist
Den Haag 20 juni 2017, 5627213 RL EXPL 17-457 (nog niet gepubliceerd)
De OR vond van wel, HC van niet. Wederom krijgt HC gelijk. Overigens: in deze procedure werd ervan uitgegaan dat de CAO hierover niets bepaalde. De rechter oordeelt allereerst dat van enige inhoudelijke wijziging niet is gebleken. De OR wist volgens de rechter onvoldoende duidelijk te maken op welke punten de pensioenregeling inhoudelijk wijzigt (anders dan de uitvoering daarvan). Uitgangspunt hier is dat de overgang van SPHC naar Stap het pensioenresultaat niet beïnvloedde Bij Stap eis sprake van een eigen collectiviteitkring, de pensioenreglementen zijn gelijk blijven, dezelfde risicohouding zal blijven gelden, de vooruitzichten op indexatie niet veranderen en dat het pensioenresultaat vergelijkbaar is. Niet alledaags dus.
Het besluit ziet derhalve niet op de pensioenovereenkomst. HC’s besluit ziet wel op de uitvoeringsovereenkomst. Maar de rechter oordeelt dat een OR vóór 1 oktober 2016 geen wettelijk instemmingsrecht had over een besluit te wisselen van uitvoerder. Tevens oordeelt de rechter dat in dit geval HC haar besluit te wisselen vóór oktober 2016 had gemaakt. De rechter baseert dat op verschillende omstandigheden zoals een verklaring van de directeur human resources van HC en twee presentaties van pensioenadviseurs uit die tijd. Dat pas later de hoofdlijnen met de nieuwe uitvoerder is uitgewerkt, dat de overeenkomst met Stap pas in maart 2017 is getekend en dat de beoogde overgangsdatum is opgeschoven van 1 januari 2017 naar 1 juli 2017 doen voor de rechter er niet aan af dat vóór 1 oktober 2016 al de keuze voorde nieuwe uitvoerder is genomen en het wettelijke instemmingsrecht toen nog niet gold.
HC mocht in dit geval eenzijdig besluiten over te stappen naar een andere uitvoerder. Dat geldt niet zonder meer in andere gevallen. Dat hangt af van de concrete omstandigheden, bijvoorbeeld de bewoordingen die zijn gebruikt in de desbetreffende CAO of de arbeidsovereenkomst. In november 2016 oordeelde Kantonrechter Amsterdam bijvoorbeeld nog tegenovergesteld in een soortgelijke zaak tussen KLM en haar ondernemingsraad (Ktr. Amsterdam 27 september 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:6084).