2016-15 Het CBS heeft een nieuwe prognose van de toekomstige ontwikkeling van de levensverwachting afgegeven. Die publicatie leidt er niet alleen (zoals al geruime tijd te voorzien was) toe dat de AOW-leeftijd in 2022 verder omhoog gaat naar 67 jaar en drie maanden, maar ook dat de pensioenrichtleeftijd van pensioenregelingen tussen werkgevers en werknemers in 2018 (voor de pensioenopbouw vanaf 2018) naar 68 gaat. Met de verhoging van de pensioenrichtleeftijd daalt de waarde van € 1 pensioenopbouw (op grond van de huidige rentestand den levensverwachtingen) met ongeveer 5%.
Zowel de aanpassing van de AOW-leeftijd als die van de pensioenrichtleeftijd is bij wet verbonden aan de levensverwachting voor een 65-jarige volgens het CBS. Daarvoor is in de Wet op de Loonbelasting de formule V = (L – 18,26) – (P – 65) opgenomen. V staat daarin voor de verhoging, L voor de resterende levensverwachting en P voor de pensioenrichtleeftijd of AOW-leeftijd. De AOW-leeftijd wordt telkens aangepast met drie maanden als de levensverwachting met nog eens drie maanden toeneemt, met aankondigingstermijn van vijf jaar. Aanpassing van de pensioenrichtleeftijd kent een aankondigingstermijn van een jaar, maar is gebaseerd op de levensverwachting tien jaar nadien.
De algemene verhogingen de pensioenrichtleeftijd volgt uit bestaande wetgeving en zijn dus niet onderhavig aan verdere besluitvorming. Sociale partners bepalen wat de gevolgen gaan zijn van deze verhogingen. Er zijn gevallen waarin aanpassing van premie en regeling niet nodig zal zijn, omdat de huidige regeling niet fiscaal maximaal is en ook na verhoging van de pensioenrichtleeftijd binnen de fiscale begrenzingen blijft passen.