2016-12 De verkiezingen zijn al van start gegaan. Dat is ook merkbaar aan het onderwerp pensioen in de verschillende programma’s. Partijen buitelen over elkaar heen om, als trekker van kiezers, zich druk te maken over en flexibele AOW. Eerder is een aantal initiatiefwetsvoorstellen hiertoe ingediend, het kabinet wilde er niets van weten. Hoe zat het ook alweer?
In het recente verleden zijn twee wetsvoorstellen aanhangig geweest in de Tweede Kamer die een flexibele AOW beoogden. De belangrijkste aanleiding voor deze wetsvoorstellen was het stimuleren van langer doorwerken van oudere werknemers, om zo de arbeidsparticipatie te verbeteren en de stijgende kosten van de AOW als gevolg van de vergrijzing te dekken.
Recente wetsgeschiedenis
In het wetsvoorstel dat november 2008 bij de Tweede Kamer werd ingediend werd alleen de mogelijkheid gecreëerd het AOW-pensioen geheel of gedeeltelijk maximaal 5 jaar uit te stellen. Het voorstel is alleen schriftelijk behandeld. Bijna 3 jaar later werd naar aanleiding van het Pensioenakkoord van juni 2011 in een ander wetsvoorstel wederom de mogelijkheid van een flexibele AOW voorgesteld. Ook in dit wetsvoorstel was het mogelijk om het AOW-pensioen maximaal 5 jaar (geheel of gedeeltelijk) uit te stellen. Daarnaast werd de mogelijkheid geboden om het AOW-pensioen maximaal 2 jaar (geheel of gedeeltelijk) eerder op te nemen (echter niet eerder dan de dag waarop de belanghebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt). Met dit wetsvoorstel werd het eerste wetsvoorstel overbodig. Dit eerste wetsvoorstel is bij brief van 9 december 2011 ingetrokken.
In het voorjaar van 2012 werd duidelijk dat de economische crisis zich verdiepte en dat de toestand van de overheidsfinanciën in korte tijd sterk verslechterde. Er waren snel aanvullende maatregelen nodig. Besloten werd de AOW-leeftijd geleidelijk maar ten opzichte van het Pensioenakkoord van juni 2011 versneld te verhogen. De per 1 januari 2013 in werking getreden Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, waarin de AOW-leeftijd geleidelijk wordt verhoogd tot 67. Dit maakte ook het bovengenoemde tweede wetsvoorstel overbodig. Dit voorstel is bij brief van 11 juli 2012 ingetrokken. De toenmalige regering koos niet voor een flexibele AOW omdat de introductie van een flexibele AOW op de lange termijn een negatief effect heeft op de werkgelegenheid en daarmee een kostbare maatregel is. Een andere overweging was dat op de korte termijn vrijwel de hele besparing die het gevolg is van de geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd in de eerste jaren zou weglekken.
Huidige situatie
Op verzoek van de Tweede Kamer is het kabinet verzocht nogmaals een analyse te maken van het invoeren van een flexibele AOW. Het kabinet blijft van mening dat, alles overwegende, de invoering van een flexibele AOW maatschappelijk bezien beperkte toegevoegde waarde heeft en daarom niet tot invoering ervan wenst over te gaan. Het kabinet informeerde de Tweede Kamer begin 2015 als volgt. De situatie van toen is nu niet anders. Een flexibele AOW heeft een negatief werkgelegenheidseffect en verslechtert de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Dat staat haaks op de inspanningen van de regering om de overheidsfinanciën structureel te verbeteren. Bovendien laat onderzoek van het CPB zien dat de maatschappelijke opbrengsten voor Nederland zeer beperkt zijn. Ook dient opgemerkt te worden dat een omrekenpercentage van minimaal 6,5% per jaar dient te worden gehanteerd om flexibilisering actuarieel neutraal uit te voeren.
Daarnaast blijft gelden dat flexibilisering op korte termijn (op kasbasis) leidt tot hogere uitkeringslasten, omdat naar verwachting mensen meer gebruik zullen maken van de mogelijkheid om het AOW-pensioen eerder te laten ingaan dan van de mogelijkheid om het AOW-pensioen later te laten ingaan. Met name het eerder opnemen van het AOW-pensioen heeft als keerzijde dat het de arbeidsparticipatie vermindert. Overigens biedt het later opnemen van het AOW-pensioen geen wezenlijke extra keuzevrijheid. AOW-gerechtigden kunnen hun AOW-pensioen altijd zelf (deels) sparen zolang ze nog willen doorwerken. Bovendien is onlangs een wetsvoorstel ingediend waarmee enkele arbeidsrechtelijke belemmeringen van het werken na de AOW-gerechtigde leeftijd worden weggenomen, met aandacht voor mogelijke verdringingseffecten van nog niet AOW-gerechtigden door AOW-gerechtigden. Nadeel van een flexibele AOW is voorts dat het eerder laten ingaan van het AOW-pensioen alleen is weggelegd voor mensen met voldoende structureel inkomen. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat het naar voor halen van het AOW-pensioen leidt tot een hoger beroep op de bijstand. Mensen met bijvoorbeeld een onvolledige AOW aangevuld met bijstand kunnen daardoor niet of slechts beperkt in aanmerking komen voor het eerder laten ingaan van het AOW-pensioen. Tot slot is een nadeel van een flexibele AOW dat het stelsel aanzienlijk complexer wordt voor mensen en duurder voor de uitvoering.
Tweede Kamerlid Kleina heeft op 19 februari 2016 het initiatiefswetsvoorstel ingediend om de AOW-gerechtigde de keuze te geven de AOW eerder of later te laten ingaan. Hiermee is niets gedaan.