De Procureur-Generaal (PG) geeft – als advies aan de Hoge Raad- recent een oordeel over de juiste invulling van het zwaarwichtig belang van het eenzijdig wijzigingsbeding (HR 16 juli 2019, ECLI:NL:PHR:2019:643). Kort weergegeven is de PG van oordeel:
• Zwaarwichtig belang dient niet absoluut te worden toegepast maar relatief. Bij absoluut dient eerst de werkgever aan te tonen dat sprake is van een zwaarwichtig belang. Is dat het geval dan pas gaat worden gekeken naar de belangen van de werknemer(s). Bij relatief worden de belangen van werkgever en werknemer(s) beoordeeld en vervolgens vindt een belangafweging plaats. De PG verwijst onder meer naar mijn boek uit (alweer) 2007 waarin ik pleit voor de relatieve uitleg. Voor de praktijk van betekenis, omdat een absolute toepassing de drempel (nog) hoger legt voor werkgevers.
• Een bevestiging van het standpunt dat instemming van de OR het zwaarwichtig belang van de werkgever gewicht geeft (maar niet meer dan dat).
• Het feit dat een groot deel van de werknemers wel heeft ingestemd en slechts enkelen kent nauwelijks gewicht in de invulling van het zwaarwichtig belang. Ik vraag me af of dat juist is. Ik kan me voorstellen dat dit, met alle andere omstandigheden samengenomen weldegelijke van belang kan zijn.
• Solidariteit (een maatregel die iedereen een beetje raakt in plaats van enkelen heel veel – bijvoorbeeld ontslag) heeft volgens de PG geen zelfstandige betekenis bij de inkleuring van het zwaarwichtig belang van de werkgever bij een eenzijdige wijziging. Ook hier vraag ik me af of dat juist is. Ik zou denken dat dat juist wel het geval is.
We wachten het arrest van de Hoge Raad af. Benieuwd of het oordeel van de PG wordt gevolgd. Zie voor uitgebreide motivatie mijn aantekening in de volgende Kluwer PensioenJurisprudentie.